Printtechnieken: additief versus subtractief printen

Printtechnieken

Met thermal transfer printers (thermische printers) print je met een zwart inktlint op een witte achtergrond. Lasergegraveerde labels zien er net omgekeerd uit: witte letters op een zwarte achtergrond. 

Dat komt doordat je met verschillende materiaaleigenschappen rekening moet houden, namelijk lichtabsorptie en mate van verberging. Die zorgen ervoor dat het in bepaalde gevallen logischer is om voor additief of net voor subtractief printen te kiezen. 

Lichtabsorptie

Lichtabsorptie is een materiaalkenmerk dat meestal afhankelijk is van de kleur van een pigment. Donkere pigmenten absorberen zichtbaar licht en infraroodlicht. Ze reageren ook sterk op infrarode lasermarkeringssystemen. Witte pigmenten reflecteren zichtbaar licht en het meest infraroodlicht. Daardoor reageren ze slecht op infraroodlasers. Dat is de hoofdreden waarom lasermarkeringsproducten zwarte achtergronden hebben. 

Verberging (Hide)

Verberging of hide verwijst naar de mogelijkheid van een coating of film om de onderliggende lagen te maskeren. Donkere pigmenten zijn door hun sterke lichtabsorptie goed in het verbergen en maskeren van onderliggende lagen. De reflecterende eigenschappen van witte pigmenten zorgen ervoor dat ze dikkere coatings en hogere dichtheden nodig hebben om een goede dekking te geven. Om product kosten te beperken,worden er daarom bijna altijd zwarte lagen bovenop witte ondergrond gelegd.

Additief en subtractief printen

Bij thermische transfertdruk is er relatief weinig pigmentatie nodig om een donkere markering aan te brengen boven op een witte laag. Daar spreken we dus van additief printen: er wordt een laag toegevoegd. Bij lasergraveren en -markeren wordt er een zwarte laag verwijderd om de witte ondergrond zichtbaar te maken. Dat is dus subtractief printen: er wordt een laag weggehaald.

Blijf op de hoogte van

onze tips en tricks.